Bij een 72-jarige vrouw werd in 2016 een operatieve release van de carpale tunnel rechts verricht in verband met een ernstig carpaletunnelsyndroom.
Controleonderzoek inclusief zenuwgeleidingsonderzoek na een jaar liet echter geen verbetering zien. In 2018 namen de klachten klinisch plots toe, nadat mevrouw zich bij een val had opgevangen op haar uitgestrekte rechterarm en -hand.
© Copyright
Met zenuwechografie bracht ik de carpale tunnel in beeld (zie foto). Op de longitudinale en transversale opnames was een duidelijk verdikte zenuw te zien, zowel in de proximale als distale carpale tunnel, met een zogenaamde ‘cross sectional area’ van respectievelijk 22 mm2 en 15 mm2 (normaal ≤ 11 mm2). Ter hoogte van de proximale ingang van de carpale tunnel, bij de dikke witte pijl, is een verstoring van de normale architectuur van de zenuwschede (het epineurium) zichtbaar op het punt waar het huidlitteken begint. De zenuw lijkt op dit punt verkleefd met het onderhuidse weefsel. Een dergelijke verkleving van de zenuw belemmert de normale beweeglijkheid tijdens bewegingen van pols en vingers, en kan de zenuwbeknelling mede in stand houden.
Mevrouw staat nu gepland voor een nieuwe releaseoperatie met het voornemen een spierinterponaat tussen huid en zenuw te plaatsen.
De casus is een voorbeeld hoe zenuwechografie, als aanvulling op het klinisch beeld en het traditionele zenuwgeleidingsonderzoek, een bijdrage kan leveren aan de diagnostiek en behandeling van perifere zenuwaandoeningen. Zenuwechografie van de n. medianus en n. ulnaris wordt ondertussen al in een flink deel van de Nederlandse ziekenhuizen door neurologen ingezet voor diagnostiek van drukneuropathieën, en wordt hiervoor ook in de landelijke richtlijnen aanbevolen.
nens.vanalfen@radboudumc.nl